Hoe maak je een gebouw dat bijdraagt aan een wijk, zonder van tevoren al te veel op te leggen? Die vraag staat centraal in het afstuderen van bouwkundestudenten Anne-Sophie Wouters (25) en Guus Speelberg (27). Wouters ontwierp een leeromgeving in de Tarwewijk, Speelberg is in dezelfde wijk bezig met multifunctionele sportvoorzieningen, “Mijn ultieme doel is om echt iets te bouwen”.
Door Melissa van Amerongen
Guus Speelberg ging architectuur studeren omdat hij van hoge gebouwen hield. Hoewel de schoonheid van de wolkenkrabber hem nog steeds fascineert, is hij zijn interesse verloren om ze zelf te gaan bouwen. “Je kunt je afvragen wat een hoog gebouw toevoegt aan de sociaal-maatschappelijke problemen in Rotterdam”.
Hoe kwam je terecht bij de Veldacademie?
Speelberg: “Ik wilde werken aan een sociaal-maatschappelijk thema, uit mijn comfortzone stappen. Eerst dacht ik aan een project in Ghana, maar het werd de Veldacademie. Waarom moet je helemaal naar de andere kant van de wereld om problemen op te lossen, terwijl er aan de andere kant van je eigen rivier ook talloze problemen zijn die een oplossing nodig hebben? Een studio in je eigen stad, met mensen die je anders nooit tegenkomt, dat vond ik interessant.”
“Toen ik bij de Veldacademie begon wist ik al gauw dat mijn ultieme doel is om echt iets te realiseren, echt iets te bouwen. Dus sloot ik in overleg met de Veldacademie aan bij een lopend project: Campus Tarwewijk”. Campus Tarwewijk is een project van de gemeente Rotterdam om de pleinen in de Tarwewijk opnieuw in te richten en te vergroenen. Samen met partners in de wijk wil de Veldacademie ook activiteiten organiseren in de vernieuwde publieke ruimte. Er studeren meerdere studenten op af, waaronder dus Guus Speelberg.
Jij hebt nagedacht over programma voor sport en beweging
“Ja, er zijn weinig sportfaciliteiten in de wijk, de meeste sportvelden liggen aan de randen van de stad. Sport is belangrijk voor een wijk, het kan bijdragen aan sociale cohesie en talentontwikkeling. Maar de meeste mensen kunnen of willen de wijk niet uit voor sport. Je moet dus zo veel mogelijk voorzieningen in de wijk zelf plaatsen, denk ik. De uitdaging is wel: hoe doe je dat in een dichtbevolkt gebied als de Tarwewijk waar ruimte al schaars is. Kun je die ruimte slim en multifunctioneel benutten?”
Je schrijft in je visie dat je op zoek bent naar een mix van verblijf en verkeer, met veel functies. Je houdt het heel open.
“Ja, ook omdat je ziet dat waar er veel verkeer en verblijf mogelijk is, het levendiger wordt. Plekken die alleen zijn om te verblijven, worden in de Tarwewijk wat sneller overgenomen door zwervers en alcoholisten. Ik werk aan een invulling van de publieke ruimte die soms openbaar is, soms meer georganiseerd is. Dat kan al met hele kleine interventies in de openbare ruimte. Bijvoorbeeld door er een kleedkamer of toilet neer te zetten. Denk aan een sportveld dat, nadat een sportvereniging er heeft gesport, weer open is voor de hele wijk en waar je doorheen kunt wandelen als er niet gesport wordt.”
“Ik ben geïnspireerd geraakt door Frank van Klingeren, die heeft een overdekt forum gemaakt in Dronten, De Meerpaal. Dat is een doos met twintig verschillende functies dicht op elkaar, niet heel handig maar daardoor juist wel leuk. Er zit een theater in, een sportveld, een restaurant, kinderen krijgen er les, er zijn winkels. Door die opeenstapeling van functies trekt het heel veel verschillende doelgroepen aan, komen mensen die van elkaar verschillen elkaar hopelijk tegen. Het Zuiderparkplaza vind ik ook een mooi voorbeeld. Hier zitten veel sportfaciliteiten in, en het is heel flexibel. Je kunt er vrij sporten maar ook meedoen aan georganiseerde activiteiten.”
Ook Anne-Sophie Wouters werkte aan een project in de Tarwewijk, nog voor Campus Tarwewijk begon.
“Mijn uitgangspunt was de leertijduitbreiding van basisscholen op Zuid. Kinderen op Zuid krijgen door het NPRZ (Nationaal Programma op Zuid) wekelijks tien uur extra les in cultuur en sport. Hoe gaan scholen die tijd invullen? In de school of erbuiten? Kinderen komen nauwelijks de wijk uit. De leertijduitbreiding biedt een mooie kans om je horizon te verbreden, maar als je die leertijd alsnog op school doorbrengt, maakt dat het referentiekader van de kinderen niet echt groter. Ik heb gekeken of we een gemeenschappelijke plek kunnen creëren buiten de scholen voor cultuuronderwijs. Zodat de kinderen meer zien dan alleen het klaslokaal.”
“Het gebouw dat ik daarvoor ontworpen heb, heeft twee delen. Op de begane grond zit een publieke laag. Daar zitten studio’s in voor kunstenaars die daar voor een jaar wonen en werken, het artist in residence principe. Het idee is dat ze hun werk zichtbaar maken voor de jeugd die daar gewoon naar binnen kan lopen. Dus om een prikkel te geven. En het zorgt ook voor een beetje menging tussen de huidige bewoners van de wijk en nieuwe bewoners. Op de verdiepingen erboven zit de leeromgeving voor de basisscholen, met onder andere een theaterzaal, een sportzaal, workshops en een bibliotheek.”
Wat was de grote architectonische uitdaging?
Wouters: “De grootste uitdaging is absoluut om een plek te creëren met programma en toch genoeg inspraak voor de bewoners van de wijk. Uit interviews met jongeren komt naar voren dat ze een plek voor zichzelf missen, een plek die ze kunnen overnemen, waar ze kunnen laten zien wat hun talenten zijn. Ik wil dus niet opleggen wat er moet gebeuren in de ruimte en hoe het er precies uit ziet, maar ik wil wel een prikkel geven. Mensen moeten de ruimte herkennen: deze ruimte is publiek, dus het is niet mijn ruimte maar ik mag er wel iets.”
Het cultuurgebouw, Talent Lab, maakt deel uit van een grotere structuur die Wouters uitgedacht heeft voor de wijk. “Ik wilde niet een aparte plek met een los gebouw maken, maar iets maken wat alles toch weer aan elkaar verbindt. Dat is het urban framework geworden. Dat is letterlijk een stalen structuur die elke keer een andere vorm aanneemt op al die publieke plekken in de wijk. Op de ene plek is het een gebouw, op de ander een podium, de andere keer een speeltoestel. Maar het is steeds herkenbaar als dat framework”.
Hoe is het om bij de Veldacademie af te studeren?
Wouters: “Het is een enorme uitdaging om je project vanaf het begin af aan helemaal zelf op te starten. Dat is iets wat we helemaal niet gewend zijn en geleerd hebben. Je krijgt geen kant-en-klaar projectje met een vraagstuk aangereikt waar je invulling aan kunt geven. Maar het is wel helemaal je eigen ding. Iemand in de wijk vertelde me dat er zo veel wordt opgelegd voor de jeugd, dat het meer moet gaan over per ongeluk iets tegenkomen in de wijk. Dat thema heb ik leidend gemaakt in mijn ontwerp: per ongeluk iets leuks tegenkomen.”
Speelberg beaamt: “Het mooie van werken bij de Veldacademie is dat het ontzettend praktijkgericht is. Je maakt je ontwerp in samenspraak met stakeholders en bewoners uit de wijk. Ik ben de afgelopen vier weken non-stop in de wijk geweest. Ik heb speeltuinen in de wijk gesproken, de grote sportaanbieders, de scholen in de wijk, jongerenorganisaties, house of urban arts. En we gaan binnenkort met een ijscokar en koffie in de wijk staan met een bord en mensen oproepen om met ideeën te komen.”
Wouters: “Ja, ik denk dat een van de uitdagingen bij de Veldacademie is om de identiteit van een wijk te vertalen in een gebouw. Maar in plaats dat je vertaalt wat je zelf voor ogen hebt, ga je vertalen wat toekomstige gebruikers voor ogen hebben. Ik denk dat dat een hele mooie combinatie is van wat je leert in een opleiding tot architect en wat je leert van een wijk.”
Informatie over Campus Tarwewijk bij de Veldacademie.
Meer informatie voor studenten.