Studenten bouwkunde onderzochten de ontstaansgeschiedenis van meer dan twintig wijkgebouwen en de huidige betekenis van deze gebouwen voor het leven in de wijk.
Wijkgebouwen staan onder druk. De overheid trekt zich terug, er is een roep om een participatiemaatschappij en er moet veel bezuinigd worden. Voor veel wijkgebouwen betekent dit dat ze zullen moeten sluiten omdat de gemeente het beheer en het onderhoud niet meer betaalt. Maar wie weet nog dat honderd jaar geleden de eerste wijkgebouwen niet door de gemeente, maar door ondernemers met verlichte idealen zijn opgericht?
Dat is een van de interessante constateringen uit het onderzoek van studenten Bouwkunde van de TU Delft naar de architectuurgeschiedenis van Rotterdams wijkgebouwen. Onder begeleiding van architectuurhistoricus Dolf Broekhuizen hebben elf studenten zich de afgelopen maanden beziggehouden met de vraag hoe Rotterdamse wijkgebouwen tot stand zijn gekomen en met welke motieven ze zijn ontworpen en in de loop van de tijd zijn aangepast.
Volksverheffing
De architectuurhistorie van wijkgebouwen maakt twee dingen zichtbaar. Ten eerste zitten achter iedere ingreep motieven die bepaald zijn door het referentiekader van toen. Denk aan de grote stadsuitbreidingen in de wederopbouwperiode, aan actiegroepen ten tijde van de stadsvernieuwing, aan grote multifunctionele accommodaties in VINEX-wijken, aan wijkverbetering in Vogelaarwijken en aan de eerste wijkgebouwen die door industriëlen werden gebouwd om arbeiders de kans te geven zich te ontwikkelen: volksverheffing. De bouw en de transformatie van wijkgebouwen vertelt ons veel over hoe er door de tijd heen werd gedacht over bijvoorbeeld collectief gebruik van ruimtes en over wat het gebouw naar buiten toe zou moeten vertellen.
Ten tweede laat de geschiedenis ons zien dat wijkgebouwen levende gebouwen zijn. Dat wil zeggen dat gebouwen door allerlei verschillende groepen voortdurend worden aangepast aan veranderende behoeftes en gebruik.
Wijkidentiteit
De betrokkenheid en geleidelijke veranderingen maken een gebouw een plek van betekenis en onderdeel van het collectief geheugen. Daardoor is een wijkgebouw vaak zo bepalend voor de identiteit van een wijk. Goede voorbeelden hiervan zijn wijkgebouwen Het Klooster en De Larenkamp (zie scriptie Katja Rossen). Juist doordat deze plekken onderdeel zijn van het collectief geheugen beleven betrokken een abrupt einde als traumatisch. De geschiedenisscripties laten nieuwe mogelijkheden zien om met deze betekenisvolle plekken om te gaan. Zo geeft de scriptie van Robert Jan Coerant een overzicht van verschillende gebouwtypologieën voor diverse lokale condities, elk met eigen aanpassingsmogelijkheden voor de toekomst:
Figuur: Overzicht van alle plananalyses uit de presentatie van Dolf Broekhuizen
Vervolg
De vraag is hoe de resultaten van de scripties kunnen landen in de weerbarstige beleidspraktijk waar uiteindelijk het getal onder de streep bepalend is. Daarom is het belangrijk om de rol van wijkgebouwen verder te onderzoeken aan de hand van concrete voorbeelden. Voorbeelden waarin het denken over de rol en de lokale betekenis van wijkgebouwen samenkomt met realiteit van beleidsdoelstellingen en vastgoedexploitatie.
De scripties zijn te vinden op de projectpagina Scriptiewerkplaats wijkgebouwen.