Instellingen voor zorg en welzijn zijn op zoek naar een nieuwe invulling van hun maatschappelijke rol. Sommigen openen hun gebouwen voor het publiek om ontmoetingen tussen mensen mogelijk te maken vanuit het ideaal van de 'sociale marktplaats'. Werkt dat? Wat zijn kenmerken van publieke ontmoetingsplekken die de vorming van ondersteunende sociale netwerken mogelijk maakt?
Nieuwe ontmoetingsplaatsen in de wijk
INLEIDING
Het uitgangspunt van de participatiemaatschappij In een participatiemaatschappij gaat de overheid uit van de eigen kracht en zelfredzaamheid van burgers. De Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO 2015) bepaalt dat gemeenten ervoor moeten zorgen dat mensen zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die niet op eigen kracht zelfredzaam zijn. is dat mensen zelfstandig kunnen leven, zo onafhankelijk mogelijk van de overheid en met hulp van anderen. Deze zelfredzaamheid hangt in belangrijke mate af van de grootte en de kwaliteit van hun sociale netwerk. Een taak van de gemeenteDe gemeente heeft vanuit de WMO een taak bij het tot stand komen van ontmoetingen. In Rotterdam zijn de zogenaamde “Huizen van de wijk” een belangrijk onderdeel van het welzijnsbeleid. Elke wijk moet over ten minste één publiek toegankelijke ruimte beschikken die kan dienen als een soort huiskamer van de wijk. Hier kunnen mensen elkaar ontmoeten en samen initiatieven ontplooien. De ruimtes moeten een plaats zijn voor zo veel mogelijk groepen in de wijk: mensen met een beperking, ouderen, maar ook voor zelfredzame bewoners die zich actief willen inzetten voor de wijk. is daarom om te zorgen voor een sociaal-fysieke infrastructuur die burgers helpt om contacten te leggen, bijvoorbeeld door te zorgen voor plekken in de publieke ruimteEen openbare ruimte, voor iedereen toegankelijk, met een publieke functie. Meestal worden er drie typen waarden aan verbonden: een politiek-democratische waarde (uitwisselingen van meningen); een sociale waarde (uitwisselen van informatie en interactie) en een symbolische waarde (representeren van collectieve waarden). Binnen dit thema ligt de focus op de sociale waarde van de publieke ruimte.waar burgers elkaar kunnen ontmoeten en hun sociale netwerken kunnen versterken.
Sociale marktplaats
Het beeld van een sociale marktplaatsIn zijn boek over publiek vastgoed schrijft onderzoeker Marc van Leent (2012) over plekken die zowel ontmoetingsplaats als sociale marktplaats zijn: een plek waar sociaal en cultureel kapitaal wordt uitgewisseld. Volgens Van Leent kunnen dergelijke plekken zich ontwikkelen tot ‘vitale knooppunten’ in onze netwerksamenleving. Een voorbeeld van zo’n vitaal knooppunt in Rotterdam is de Leeszaal Rotterdam West. Omdat functies hier vermengd zijn en mensen uit verschillende netwerken elkaar ontmoeten, ontstaan allerlei nieuwe activiteiten en initiatieven (Van der Zwaard & Specht (2015), De uitvinding van de leeszaal)., een knooppunt waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en bronnen met elkaar uitwisselen, is krachtig en past goed in het ideaal van de participatiesamenleving waarin mensen zelfstandiger leven, en vaker een beroep doen op elkaar in plaats van op de overheid. Het idee is dat op zo’n “marktplaats” sociaal en cultureel kapitaalDe socioloog Pierre Bourdieu introduceerde de begrippen sociaal en cultureel kapitaal. Hij onderscheidde voornamelijk drie vormen van kapitaal: economisch kapitaal, (geld en onroerend goed), cultureel kapitaal (kennis, vaardigheden, opleiding) en sociaal kapitaal (relaties, netwerken). Mensen gebruiken alle drie de vormen van kapitaal om hun maatschappelijke positie te verbeteren. De socioloog Robert Putnam maakt een onderscheid tussen twee typen sociaal kapitaal: bonding capital en bridging capital. Bonding capital is een vorm van sociaal kapitaal die meer naar binnen gericht is, binnen de eigen sociale groep. Denk aan directe vrienden en familie, er is sprake van veel reciprociteit. Bridging capital is verbondenheid op basis van verschillende kenmerken, het gaat dan om relaties met mensen uit andere sociale groepen, om diversiteit. Hoe belangrijk sociaal kapitaal is, liet de negentiende eeuwse socioloog Emile Durkheim al zien. Hij stelde althans dat het behoren tot een groep en het ervaren van sociale steun bescherming kan bieden tegen werkloosheid en zelfmoord. Tegenwoordig is er veel onderzoek dat aantoont dat het ontbreken aan sociale contacten kan leiden tot gezondheidsklachten.kan worden uitgewisseld en mensen zo kunnen profiteren van elkaars kennis en kennissen. Denk aan het ‘gratis’ advies van een bevriende advocaat, of aan overnemen van bepaalde gedragingen die kunnen helpen om je doel te bereiken (beleefde conversatie). Overigens hoeft een sociale uitwisseling niet heel diep te gaan: het kan al voldoende zijn om regelmatig oogcontact te maken. Je kent je buurtgenoten dan van gezicht. Dit kan bijdragen aan een gevoel van veiligheid en ‘thuis’ zijn (Blokland, 2008).Blokland, T. (2008). Oog voor elkaar: Veiligheidsbeleving en sociale controle in de grote stad. Amsterdam, Nederland: Amsterdam University Press
“Het idee is dat mensen kunnen profiteren van elkaars kennis en kennissen”
Kernvragen bij dit thema
Hoe meer verschillende groepen bij elkaar komen, des te groter de kans op verrijkende ontmoetingen. Dat is althans de theorie. Maar een plaats waar veel verschillende mensen elkaar ontmoeten zorgt niet vanzelf voor goede interactie en ondersteuning. Wat zijn dan de kenmerken van een kwalitatief goede ontmoetingsruimte waar alle mensen sociale contacten kunnen maken en onderhouden? En zijn die sociale contacten inderdaad ondersteunend voor mensen? Kunnen bestaande instellingen, die vaak staan voor een transformatievraagstuk, inhaken op de mogelijkheden? Dat zijn de kernvragen van al het onderzoek onder dit thema.
PUBLIEKE RUIMTEN
Publieke, openbare ruimten zijn bij uitstek geschikt en bedoeld om deze ontmoetingen mogelijk te maken. Hier mag immers iedereen komen. Wat zijn kenmerken van publieke ruimten die de kans op goede contacten het grootst maken? Hier zijn veel theorieën over. De onderzoekers Varna en TiesdellGeorge Varna & Steven Tiesdell (2010). Assessing the Publicness of Public Space: The Star Model of Publicness, Journal of Urban Design, 15:4, 575-598onderscheiden vijf kenmerken waaar publieke ruimten in meerdere of mindere mate aankunnen voldoen:
(1) Publiek of privé-eigendom (ownership): hier zijn verschillende gradaties en veel hybride vormen, denk aan een luchthaven of een buitenterras aan een plein.
(2) Sociale toegankelijkheid (control): in een publieke ruimte is er controle op een brede toegankelijkheid. Privéruimten worden vaak afgescheiden van groepen die niet tot het privédomein gerekend worden (denk aan cameratoezicht of een portier).
(3) Verblijfskwaliteit (civility): een goede publieke ruimte is verzorgd en heeft een positieve en welkome uitstraling voor diverse sociale groepen. Minder publiek zijn plekken die overgecontroleerd zijn, of juist verwaarloosd.
(4) Fysieke configuratie (physical configuration): kan het publiek toetreden? Hier gaat het om toegankelijkheid in fysieke zin. Is de plek goed aangetakt op de centrale infrastructuur? Zijn er geen drempels en is de toegang ook visueel goed toegankelijk?
(5) Programma (animation): zijn er voldoende publieke voorzieningen? Denk aan publieke toiletten, goede verlichting, kunst, een eettentje, of 'iets leuks te doen'.
VAN VERHEFFEN NAAR ONTMOETEN. HOE WAS HET VROEGER?
In de twintigste eeuw zijn veel wijkgebouwen en buurthuizen opgezet als plek voor mensen om elkaar te ontmoeten. Het concept van het buurthuis stamt uit het einde van de negentiende eeuw, toen veel mensen vanuit het platteland naar de stad trokken. Volkshuizen werden in de gebruikt voor sociale doeleinden zoals volksopvoeding, onmaatschappelijkheidsbestrijding en emancipatie.
Maar veel van deze gebouwen zijn of raken snel verouderd. Ze hebben vaak een eenzijdige programmering en zijn vanuit de verheffingsgedachte te veel gericht op de onderkant van de samenleving. Slagen ze erin aan te haken bij de nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen? Een moderne vorm is breder opgezet, een plek waar alle sociale groepen terecht kunnen en met elkaar kunnen uitwisselen (gemeenschapshuis).
NIEUWE COMBINATIES MET ZORG EN WELZIJN
Door bezuinigingen, demografische ontwikkelingen en technische veranderingen staan veel maatschappelijke voorzieningen onder druk. Verzorgingshuizen worden gesloten, scholen samengevoegd, bibliotheken en buurthuizen verdwijnen. Sommige locaties proberen te transformeren tot een multifunctioneel gebouw, dat zich openstelt voor de wijk en ondersteuning biedt aan wijkbewoners, bijvoorbeeld door op de plint publieke ruimtes te creëren.
Het onderzoek van de Veldacademie richt zich op de volgende onderwerpen:
PUBLIC FUNCTIONS ON THE GROUND FLOOR
Some residential care facilities are expanding their services to include public functions in the local area. For example, some facilities are opening restaurants where local older people can come together. The questions we want to answer in relation to this are: Do older people use these public spaces to maintain and expand their network? What kind of help do they get from this network? Does it increase their independence?
Brede scholen
Brede scholen bieden niet alleen onderwijs, maar kunnen ook een ontmoetingsplek zijn voor ouders, of een bredere buurtfunctie vervullen. Denk aan muziekonderwijs voor alle kinderen in de buurt, computercursussen, of sportvoorzieningen.
THE NEW VILLAGE SQUARE: THE ‘CARE SQUARE’
The village square has always been the place for public interaction. The concept of the village square can serve as the model for the new ‘care square’, offering facilities for older, ill and vulnerable people, but also for self-reliant target groups. What are the features of an area or a place that increase the chance that people will come into contact with each other, even if that contact is ‘only’ eye contact?
CHURCHES AS MEETING PLACES
Churches in districts that were built in the post-war era often fill a central place in both the architectural and social structure of these areas. In today’s more secular society, the fact that many churches now stand empty means that these districts have lost a physical meeting place. What’s more, in urban planning terms, an anchor point in the district has been eroded. Could these churches be brought back into use and play a central role in the life of the district?