Wanneer voel jij je veilig op school? Mag je zelf keuzes maken over wat je eet en hoe laat je naar bed gaat? En bij wie klop je aan als je een probleem hebt? Tijdens het project Gezond in Beverwaard werd heel wat kwalitatieve data verzameld. Is dat de moeite?
Drie jaar lang volgen onderzoekers van de Veldacademie de kinderen van groep 6 van een basisschool in Beverwaard, tot ze in groep 8 zitten. Onderzoekers en coaches trekken intensief met de kinderen op. Ze geven gezondheidslessen aan de kinderen, volgen en begeleiden ouders en kinderen, spreken met begeleiders. Alles wordt vastgelegd: een goudmijn aan kwalitatieve data.
“Studenten kunnen nog jarenlang op deze data afstuderen”, vindt socioloog Wenda Doff. Zij begeleidde in 2018 vier studenten van de master Health Economics, Policy and Law van de Erasmus Universiteit die voor hun afstudeerscriptie dieper de data indoken om meer te weten te komen over de gezondheid van kinderen in Beverwaard.
Rijke data
Doff beschrijft de rijkdom van de data van het actie-onderzoek in Beverwaard. Het onderzoek ging over de vraag hoe gezond de leefstijl is van de kinderen in Beverwaard, vanuit de beleving van de kinderen en hun ouders. Daarbij gingen de onderzoekers van de Veldacademie uit van het model voor positieve gezondheid van Machteld Huber. Bij positieve gezondheid gaat het om gezondheid in brede zin, dus meer om algeheel welbevinden. Niet alleen kinderen werden bevraagd, maar ook de ouders. Doff: “De onderzoekers hadden kinderen ter plekke tekeningen laten maken: wanneer voel je je veilig, welke plekken vind je fijn, welke minder fijn, wat zou je eraan veranderen? Dat is natuurlijk ontzettend interessant. En ze stelden vragen als: wat wil
je worden, wat doe je aan beweging, wat eet je en mag je zelf bepalen hoe laat je naar bed gaat? Omdat je heel veel informatie krijgt van de kinderen kun je ook nagaan wat er achter de antwoorden schuilgaat. Stel dat een kind veel zelf mag bepalen, is dat dan uit te leggen als autonomie of krijgt dit kind niet zo veel aandacht thuis?”
De vier studenten onderzochten op basis van die data verschillende aspecten van die leefwereld van de kinderen. Govind Mahadew tekende portretten op van kinderen en schetste met welke stressoren ze te maken hebben en hoe flexibel ze daarmee om kunnen gaan. Victoria Zwemstra keek naar het emotioneel welzijn van kinderen en hoe dat hun prestaties op school beïnvloedt. Jasper Klasen onderzocht de gezondheid van kinderen met overgewicht. Niet alleen de fysieke gezondheid, maar ook: heb je vriendjes, wat is je zelfbeeld? En Kaj van den Ent onderzocht op welke manier de participatie van kinderen – en daarmee hun veerkracht – versterkt kan worden.
Doff: “Ik vond het wel heel mooi om te kunnen lezen wat kinderen allemaal meemaken in het gezinsleven. Je kunt echt de verhalen van de kinderen beschrijven. En je kan zien dat er van alles door elkaar speelt in het leven van kinderen. Die complexiteit is betekenisvol en kun je met meer oppervlakkig onderzoek niet achterhalen. Je kunt met dit soort onderzoek heel goed in kaart brengen hoe verschillende dimensies ingrijpen op het welzijn van kinderen. Niet alleen thuis, maar ook op het vlak van persoonlijke autonomie, veerkracht, dat soort dingen.”
Actieonderzoek in de woonkamer
Kaj van den Ent, een van haar studenten, schrok wel hoe moeilijk sommige kinderen in Nederland het hebben. “Om daar zo dichtbij te komen, in een klas zitten, in een woonkamer van iemand terecht komen, dat zorgt wel dat je weet waarover het gaat. Dat haal je niet uit een dataset.”
Van den Ent: “De universiteit blijft toch een beetje de ivoren toren waar het liefst met kwantitatieve datasets mooie en ingewikkelde analyses worden gedaan op macroniveau. Het lijkt me goed als studenten ook bijdragen aan inzicht op microniveau en voor hun onderzoek echt met de voeten de modder in moeten,
zich waardevol maken in de uitvoering.”
Hij deed “als hij heel eerlijk is”, zelf geen actie-onderzoek, maar vindt het wel een hele mooie manier van onderzoek doen. “Voor mij ligt de kracht in de intensiteit van het contact dat je hebt met je respondenten. Daardoor zie je elkaar vaker en ook op momenten dat je respondent niet doorheeft dat hij of zij onderzocht wordt. Dan krijg je de meest authentieke observaties. Ik denk dat je als actieonderzoeker ook iets makkelijker kunt doorvragen, dat je meer non-verbale en impliciete informatie kunt ophalen dan in een interview, laat staan een survey.”
Toch is kwalitatief onderzoek in de academische wereld vaak een ondergeschoven kindje. Omdat het onderzoek beperkt blijft tot een klein aantal mensen, zijn resultaten niet te generaliseren. De studenten merkten ook dat er gaten zaten in de data, waardoor ze soms lastig konden vergelijken en over een centraal onderwerp als positieve gezondheid of veerkracht niet alle informatie hadden.
En het is verschrikkelijk veel werk. Doff: “Opdrachtgevers zijn zo gefocust op die aantallen, ze schrikken nog wel eens hoe lang het duurt om alle data te analyseren.
Alles staat in het analyseprogramma ATLAS.ti, alles wordt gecodeerd, dat kost ontzettend veel tijd. En het is zonde als er dan vervolgens weinig ruimte voor is om data te analyseren. Dus ik hoop dat ze nog een vervolg kunnen doen, met de GGD Rotterdam ofzo.”
Businessmodellen voor de zorg
Van den Ent werkt inmiddels bij Philips, een heel andere kant van de gezondheidszorg. Hij houdt zich bezig met businessmodellen voor de zorg. Dat kan over shavers gaan en tandenborstels maar ook over MRI-scans in ziekenhuizen. “Voor mij gaat het nog steeds over zo veel mogelijk mensen bereiken en zorgen dat ze gezonder zijn. Alleen werk ik nu voor een commerciële organisatie waarin de impact over drie miljard mensen gaat in plaats van over een wijk in Rotterdam. Dat is een groot verschil.”
Maar er is ook een grote overeenkomst: “Het mooie aan het onderzoek dat ik heb gedaan is dat je diep in zo’n moeilijk bereikbare groep duikt. Uiteindelijk is dit de groep die iedereen wil bereiken, ook de groep die we bij Philips willen bereiken. Die parallel is er zeker. Hoe ga je de mensen die het het hardst nodig hebben in contact brengen met je product of service.”
Kaj van den Ent studeerde gezondheidswetenschappen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij werkt nu als trainee bij Philips.
Wenda Doff is socioloog en zelfstandig onderzoeker. Voor de Veldacademie, de Erasmus Universiteit Rotterdam en de kenniswerkplaats Leefbare Wijken houdt ze zich bezig met het concept veerkracht. Daarnaast is ze betrokken bij het onderzoek Gesprek met de Stad, eerst in Rotterdam, nu in Delft.