In steden ziet men een groeiend aantal geveltuinen, buurttuinen en andere initiatieven van mensen die hun stad groener en leefbaarder willen maken. (Ketner & Verbrugge, 2021). Op deze manier wordt de openbare ruimte door bewoners toegeëigend en wordt hun ‘thuis’ verlengd (van Ulden, Heussen & van der Ham, 2015).
Het groeiende aantal mensen dat hun stad wil vergroenen bevestigt de toegenomen aandacht voor blauw- groenstructuren in de stad, om de leefbaarheid te behouden en te vergroten (Gemeente Rotterdam, 2021). Mede door de klimaatverandering en urbanisatie is het belang van groen de laatste decennia sterk toegenomen (Bulten et al., 2017). Een overeenkomst in motieven om de stad groener te maken is dat de openbare ruimte niet meer voldoet aan de behoeftes van bewoners. Een voorbeeld hiervan is dat door de toenemende bewustwording over klimaatverandering men de verharding in de wijk wil verminderen (Ketner & Verbrugge, 2021). Om duurzaamheid in urbane gebieden te bevorderen is het betrekken van burgers cruciaal (Stelzner & Watson, 2009).
Het betrekken van burgers zorgt namelijk voor meer sociaal contact. Dit sociale contact leidt volgens beleidsmakers tot meer sociale controle en -samenhang, wat leidt tot een groter gevoel van veiligheid en vertrouwen tussen burgers (Duyvendak & Wekker, 2015). Tevens draagt dit sociale contact bij aan een leefbare omgeving die iedereen ‘thuis’ kan noemen (Duyvendak & Wekker, 2015). Volgens beleidsmakers zorgt meer thuisgevoel voor een betere leefbaarheid en verbondenheid, wat gezien wordt als voorwaarde voor een ‘goede’ leefbare buurt.
Maatschappelijke relevantie
Het is van belang om meer onderzoek te doen naar thuisgevoelens door sociale-emotionele bindingen met plekken, aangezien dit recentelijk pas aandacht wint (Van der Graaf & Duyvendak, 2009). Door hier meer onderzoek naar te doen draagt dit onderzoek ook bij aan het maatschappelijk debat over thuisgevoel. Tevens is thuisgevoel voor iedereen anders, waardoor het maatschappelijk relevant is om hier meer inzicht in te krijgen, zodat beleidsvorming hierop kan inspelen (Duyvendak en Wekker, 2015). Door hier over te praten wordt men tegelijkertijd bewust gemaakt dat men de overgangszone kan en mag gebruiken. Daarmee wordt men bewuster van de leefomgeving en wordt draagvlak gecreëerd voor het aanleggen van geveltuinen. Op maatschappelijk vlak draagt dit onderzoek ook bij aan de verduurzaming van BoTu, omdat met bewoners het gesprek aangegaan wordt over vergroening. In BoTu ziet men namelijk enerzijds straten waar men door middel van geveltuinen en bankjes de overgangszone toe-eigent. Anderzijds zijn er straten waar de overgangszone van niemand lijkt te zijn en is er sprake van verharding en dus een gebrek aan groen. Hiermee toont het straatbeeld in BoTu dat niet alle bewoners zich inzetten om hun straat toe te eigenen en groener te maken. Dit schept het idee dat niet alle bewoners groen van toegevoegde waarde vinden of denken dat de ruimte buitenshuis niet van hen is. Daarom is het interessant om te achterhalen waarom men de overgangszone toe-eigent en of dit wordt gedaan door vergroening. Anderzijds is het interessant om te kijken of het sociaal contact dat ontstaat door toe-eigening een bijdrage levert aan thuisgevoel. Daarbij is het idee dat groen zorgt voor meer ontmoeting en dus sociale binding met de buren (Van Dorst, 2012). Volgens het buurtinitiatief Buurtmakers West is de sociale interactie echter nog onvoldoende behaald in BoTu als gevolg van toe-eigening door vergroening. Daarom wordt gepoogd met dit onderzoek meer inzicht te krijgen in de relatie tussen fysieke ingrepen van toe-eigening door middel van vergroening en de invloed hiervan op het thuisgevoel van bewoners, waarbij de sociale interactie en -binding een belangrijke rol spelen.
In dit onderzoek is gekeken hoe toe-eigening van de overgangszone kan bijdragen aan het thuisgevoel. Toe-eigening is daarmee gebruikt als manier om thuisgevoel te creëren of te bevorderen door de bewoners zelf.
Case study
De methode van dit onderzoek is een Case study naar Le Medi en de Mathenesserdijk in de wijk Bospolder-Tussendijken in Rotterdam. De hoofdvraag is beantwoord door semigestructureerde interviews met bewoners van de twee straten. In totaal zijn er 14 interviews afgenomen, 6 aan de Mathenesserdijk, 7 in Le Medi en 1 aan de Albregt Engelmanstraat. Twee interviews vonden plaats met koppels, waardoor er in totaal met 16 bewoners is gesproken. De Albregt Engelmanstraat behoort niet tot de geselecteerde straten, maar doordat actieve bewoners op het gebied van vergroening en toe-eigening werden aangedragen is alsnog met hen in gesprek gegaan. De respondenten zijn uiteindelijk vergaard door mensen aan te spreken in de straten en gebruik te maken van snowbal sampling. De duur van de interviews lag tussen de 25 minuten en één uur en tien minuten met een gemiddelde van 45 minuten. De sample bestaat in beide straten uit mensen die verspreid wonen door de straat. Daarbij zijn vrouwen oververtegenwoordigd in het onderzoek. Gesproken is namelijk met 11 vrouwen en 5 mannen. Hierbij is het opvallend dat van de vijf mannen twee mannen tegelijkertijd met hun vrouw zijn geïnterviewd.
Resultaten
Vergroening is vaak een relatief gemakkelijk startpunt om de overgangszone toe te eigenen, maar toe-eigening gaat verder dan vergroening alleen. Geconcludeerd wordt dat overeenkomend met de literatuur onderscheid gemaakt kan worden in toe-eigening door middel van objecten en gedrag (van Eijk, 2015). Het plaatsen van de objecten draagt inderdaad bij aan het personaliseren van de overgangszone, waarbij de emotionele behoefte vervuld wordt, waardoor toe-eigening kan bijdragen aan het thuisgevoel. Daarnaast stimuleren buren elkaar via sociale druk om de overgangszone toe te eigenen, bijvoorbeeld door het plaatsen van planten. Toe-eigening op zichzelf gaat over hoe bewoners de ruimte en straat ervaren. Deze ervaring van de ruimte en straat draagt echter niet bij aan het thuisgevoel, omdat de sociale interactie ontbreekt die tot thuisgevoelens leidt. Wanneer men elkaar tegen komt in de overgangszone leert men elkaar namelijk beter kennen want resulteert in een veilig gevoel dat bijdraagt aan het thuisgevoel van de bewoners in de straat. Dit onderzoek bevestigd hiermee de in de literatuur terugkomende splitsing in fysieke- en sociale hechting voor het thuisgevoel (Keith & Pile, 1993; Moulay et al., 2018; Reymond et al., 2010; Van der Graaf & Duyvendack, 2009), maar benadrukt het belang van de sociale hechting.
Motieven toe-eigening
Betreffende toe-eigening van de overgangszone kunnen twee type mensen onderscheiden worden. Enerzijds is er het type dat het fijn vindt om tijd door te brengen in de openbare publieke ruimte en daarbij geniet van het (onverwachte) contact en daardoor veel gebruik maakt van de overgangszone wat bijdraagt aan het thuisgevoel. Anderzijds zijn er bewoners die de voorkeur geven aan de eigen tuin of balkon in verband met de rust en privacy. Ondanks deze voorkeur hebben alle respondenten de overgangszone wel toegeëigend, vaak omdat ze het plaatsen van planten en het hiermee eigen maken van de ruimte voor het huis wel belangrijk vinden. Toe-eigening wil dus niet zeggen dat men ook tijd doorbrengt in de overgangszone. Dit is echter wel cruciaal voor het ontstaan van sociale contacten in de overgangszone, wat het meest bijdraagt aan het thuisgevoel.
Geconcludeerd wordt dat naast de indeling van de twee type mensen het gebrek aan een eigen toegankelijke en gunstig op de zon gelegen buitenruimte het belangrijkste motief is voor toe-eigening van de overgangszone. Dit wordt versterkt wanneer men graag buiten tijd doorbrengt en kinderen heeft, aangezien kinderen helpen bij het leggen van contact. De eigen buitenruimte en kinderen zijn niet ter sprake gekomen tijdens de literatuurstudie, waardoor deze uitkomsten een aanvulling zijn op de literatuur. In Le Medi lijken kinderen belangrijker te zijn voor het gebruik maken van de overgangszone dan aan de Mathenesserdijk. Een mogelijke verklaring hiervoor is de gesloten opbouw van Le Medi welke stimuleert om naar buien te gaan. De literatuur schepte de verwachting dat men zich in een openbare straat zoals de Mathenesserdijk meer bezwaard zou voelen om gebruik te maken van de overgangszone en dus wellicht ook in mindere mate toe-eigent dan in het semipublieke Le Medi. Het tegendeel bleek echter waar, aangezien aan de Mathenesserdijk vrijwel alle respondenten de voorkeur gaven aan de overgangszone in plaats van de eigen tuin of balkon. In Le Medi daarentegen is de voorkeur verdeeld. Omdat de balkons en tuinen aan de Mathenesserdijk minder naar wens zijn dan in Le Medi, is dit een verklaring voor het feit dat aan de Mathenesserdijk de voorkeur wordt gegeven aan de overgangszone, mede door de uitnodigende brede stoep. In Le Medi maakt men de keuze voor de overgangszone echter bewuster. Men kiest voor de overgangszone als men op dat moment open staat voor publiekelijke sociale interactie. Wanneer men behoefte heeft aan rust en privacy kiest men echter voor het eigen terras.
Thuisgevoelens
Overeenkomend met Rohmer (2016) vindt de meeste sociale interactie in de buurt inderdaad plaats in de overgangszone. Wanneer men toe-eigent is er namelijk meer contact, omdat men meer tijd in de overgangszone doorbrengt. Geconcludeerd wordt dat overeenkomsten van belang zijn voor het sociaal contact, wat aansluit bij de theorie van Dekker et al. (2016). Mensen voelen zich namelijk minder thuis als ze veel van de buren verschillen. Uit de resultaten wordt geconcludeerd dat men zich op verschillende niveaus thuis kan voelen in de wijk waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de wijk en de straat. Op basis van de theorie van Granovetter (1973) en Streffers et al. (2018) werd verwacht dat de zwakke banden een grotere rol zouden spelen dan de sterke banden voor het thuisgevoel in de overgangszone. Geconcludeerd wordt dat op wijkniveau de zwakke banden inderdaad belangrijker zijn, aangezien deze zorgen voor publieke familiariteit. Op straatniveau en in de overgangszone zijn echter de sterke banden belangrijker voor het thuisgevoel, omdat een goede band met de buren zorgt voor vertrouwdheid en veiligheid. Dit komt overeen met de theorie van Daverveld (2007) dat de mate van verbondenheid met de sociale omgeving de grootste invloed heeft op het thuisgevoel.
Kansen voor vervolgonderzoek
Vervolgonderzoek kan zich bewuster gericht worden op het verschil tussen kopers en huurders en de mate van toe-eigening van de overgangszone. Zo kan in kaart gebracht worden of en waarom hier verschillen in bestaan. Bovendien is in dit onderzoek alleen in gesprek gegaan met mensen die toe-eigenen. Dit heeft als gevolg dat de inzichten die momenteel zijn opgedaan over de reden dat men niet toe-eigent niet komen van mensen die zelf niet toe-eigenen maar een weerspiegeling zijn van de ideeën van de respondenten die wel toe-eigenen. Om zowel de motieven en mogelijke obstakels voor toe-eigening beter in kaart te brengen is het van belang om bij vervolgonderzoek zowel mensen die wel als niet toe-eigenen te spreken. Daarmee kan voortgeborduurd worden op de motieven die in deze studie zijn opgedaan om wel toe te eigenen. Daarnaast kan door middel van vervolgonderzoek ingespeeld worden op zaken die bewoners helpen bij het toe-eigenen van de overgangszone. Verder zorgt vervolgonderzoek voor meer inzicht in de samenhang tussen de verschillende concepten.