Waarom werkt een interventie in de ene wijk wel en in de andere wijk niet? En waarom ontstaan er in de ene wijk snel lokale acties om met veranderingen om te gaan en komt dit proces in een andere wijk nauwelijks op gang? Grote kans dat de sociale structuren van de wijken verschillen. Waar lokale netwerken van bewoners in de ene wijk onderling met elkaar verbonden zijn, opereren deze in een andere wijk als losse eilanden. Dat beïnvloedt de manier waarop informatie zich verspreidt. In de ene wijk kan het delen van berichten in WhatsApp-groepen bepalend zijn, terwijl het op een andere plek gaat om de ontmoetingen in het buurthuis en de lokale bibliotheek.
Netwerken als uitgangspunt voor de praktijk van wijkontwikkeling
Netwerken in wijken zijn belangrijk om lokaal met veranderingen om te kunnen gaan. De toekomst is onzeker, maar het belang van een sterk lokaal netwerk om zich aan te kunnen passen aan een veranderde context is een constante. Het mes snijdt aan twee kanten. Een sterk lokaal netwerk geeft bewoners de mogelijkheid om elkaar te helpen, collectief tot actie over te gaan en lokale ontwikkelingen te beïnvloeden. En wanneer instituties beter begrip hebben van de structuur van lokale netwerken, kunnen participatie- en samenwerkingsprocessen verbeteren door maatwerk te leveren in de uitvoering en communicatie. Zo kunnen middelen doelgericht en effectief worden ingezet, terwijl het welzijn van bewoners leidend blijft.
Sterke sociale netwerken in wijken zijn voor mensen van buitenaf vaak onzichtbaar. Daarom heeft dit online wijknetwerkeninstrument tot doel om actieve netwerken in wijken inzichtelijk te maken voor een brede groep van professionals en geïnteresseerde wijkontwikkelaars. Het instrument is via een webpagina door iedereen te gebruiken, maar de tool is vooral bedoeld voor mensen die wijkgericht willen werken, zoals onderzoekers, sociaal ondernemers, beleidsmakers en gebiedswerkers. In eerder onderzoek viel ons op dat zij vaak willen samenwerken met de buurt, maar niet altijd weten hoe en waar ze moeten beginnen. Voor hen is dit instrument een startpunt voor betere samenwerking met de wijk. Zo kunnen formele ontwikkelingen beter voortbouwen op dat wat lokaal gebruikt en gewaardeerd wordt.
Het instrument geeft inzicht in de dynamiek en organisatiegraad van Rotterdamse wijken. Het vergroot daarmee de kans op samenwerkingen tussen bestaande initiatieven, sleutelfiguren en formele actoren. Het uitgangspunt is dat men gemakkelijker een ingang kan vinden tot het lokale netwerk. Ook in situaties waarin samenwerking niet gewenst is, blijft het goed om te weten wat er nog meer in een wijk gebeurt. Het instrument biedt inzicht in de kenmerken en concentraties van huidige ontwikkelingen. Het toont tevens waar de gaten zitten. Zo helpt het voorkomen dat men dubbel werk doet of elkaar in de weg zit. Het instrument biedt de mogelijkheid om netwerken van meerdere wijken naast elkaar te leggen. Het laat zien hoe de stad als netwerk functioneert en wat daarbij verschillen en overeenkomsten zijn tussen buurten.
Een nieuw meetinstrument binnen de kaders van actuele beleidsontwikkelingen
Zichtbaar maken hoe een wijk zich collectief weet te organiseren is nog geen gangbare praktijk. Het in beeld brengen van wijkontwikkeling in Rotterdam gebeurt wel via andere meetinstrumenten, zoals het Rotterdamse Wijkprofiel (een tweejaarlijkse bewoners-survey die de ontwikkeling in wijken met elkaar vergelijkt). In het Wijkprofiel is naast objectieve data ook ruimte voor de subjectieve beleving van bewoners. Het kan wijken goed met elkaar vergelijken, maar om een wijk beter te begrijpen ontbreekt het aan verhalen en gezichten om gemiddelde cijfers over een wijk te interpreteren. Het instrument maakt de leefwereld van bewoners zichtbaar door de cijfers een gezicht te geven. Het laat de contrasten en dynamieken zien. Daarnaast toont het een wijk niet als som van bewoners, maar geeft het inzicht in de lokale, collectieve kracht en (zelf)organisatiegraad van een wijk. In het instrument spelen bijvoorbeeld ook andere wijkgebruikers, zoals ondernemers, een rol, krijgen mensen een plek en een gezicht en staan de onderlinge relaties centraal. Het instrument verschilt ook van bestaande datakaarten zoals de Dataplattegrond en de Maatschappelijke voorzieningenkaart, die zijn gericht op formele databronnen en voorzieningen. In dit instrument ligt de nadruk op de informele kant van netwerken en voorzieningen.
Het ontwikkelproces van instrument bouwt voort op inzichten en ontwikkelingen uit eerdere projecten, zoals monitor Veerkrachtig in Bospolder-Tussendijken, ondersteunend aan wijkontwikkelingsprogramma Veerkrachtig BoTu 2028, en het project Wijkidentiteit(en). Dit leverde onder andere kennis op over gemeenschapsvorming en concrete producten die we hebben geïntegreerd in het instrument, zoals de netwerkkaart en initiatievenkaart. Hoewel het instrument handvatten biedt om cijfers gerichter te interpreteren en mogelijk om beleid of uitvoeringsprogramma’s bij te sturen heeft het niet als doel om de effectiviteit ervan te meten. Mogelijk draagt het wel bij aan betere kennispositie voor toekomstig beleid.
Het wijknetwerkeninstrument sluit aan op actuele Rotterdamse beleidsontwikkelingen zoals Wijk aan Zet en Veerkrachtige Wijkprogramma’s. De hieraan gekoppelde verwachting is dat Rotterdamse wijken in toenemende mate specifieke lokale doelen zullen nastreven. Overheden zien initiatieven en actieve bewoners soms slechts als een instrument om een interventie te doen slagen. Wijk aan Zet vraagt echt om een andere vorm van bestuur en investeren, waarbij het de bewoners zijn die wijkontwikkeling sturen en de overheid een responsieve rol aanneemt. Het instrument geeft handvatten voor responsieve wijkontwikkeling door inzichtelijke te maken waar, hoe en waarom bewoners zich reeds collectief organiseren.
Databronnen
Het sociale weefsel van een wijk bestaat uit diverse netwerken van actieve mensen, toonaangevende initiatieven en belangrijke ontmoetingsplekken. Samen geven zij een beeld van hoe een wijk als collectief functioneert. Deze informatie is niet beschikbaar in bestaande statistieken en kaarten, maar halen Veldacademie en haar samenwerkingspartners door het uitvoeren van (straat)interviews.
De kwalitatieve data is verzameld in gesprekken met wijkgebruikers en de initiatiefnemers die de leefomstandigheden (sociaal en ruimtelijk) voor bewoners verbeteren. Deze verhalen over initiatieven en netwerken schetsen samen een beeld van de wijkidentiteit(en). Omdat het wijknetwerk continue in verandering is zal het beeld nooit volledig of compleet zijn, dit is echter geen voorwaarde om van toegevoegde waarde te zijn.
Een belangrijk uitgangspunt van het instrument is om deze verhalen van wijkgebruikers in verband te brengen met kwantitatieve data over de wijk en haar bewoners. De databronnen die we combineren komen onder andere van Veldacademie, CBS, OBI en feitenkaarten van de gemeente Rotterdam.
Het ontwikkelproces: workshopreeks met diverse belanghebbenden
Om het instrument te ontwikkelen hebben we een ontwikkelproces ingericht bestaande uit twee delen. Het eerste deel heeft als doel om een gemeenschappelijk kader te schetsen. Dit resulteerde in een ‘Proof of Concept’. In dit deel geven betrekken we belanghebbenden in het definiëren van de bouwstenen en voorwaarden voor het gebruik van het instrument. In het tweede deel van het ontwikkelproces vinden drie sessies plaatst om het prototype met deelnemers te testen en te verbeteren. De workshops en testsessies zijn gericht op actieve deelname van diverse belanghebbenden, zoals beleidsmakers, onderzoekers en GIS-experts etc.
Credits
In dit project werken we samen met het projectteam Citizen’s Voice van TU Delft, bestaande uit een groep onderzoekers vanuit diverse disciplines, waaronder stedenbouw, participatieprocessen en digitale tools. Deze samenwerking kwam tot stand onder de paraplu van Resilient Delta, waar Citizen’s Voice een pilot van is. Beide projecten vullen elkaar aan en kunnen elkaar mogelijk versterken.