Uitgangspunt van de participatiewet (Wet Maatschappelijke Ondersteuning, WMO, 2007) is dat iedereen naar vermogen moet participeren en moet kunnen participeren. De gemeente voert beleid om barrières die participatie in de weg staan weg te nemen. Dit beleid is onder andere gericht op senioren en op Rotterdammers met een lichamelijke, zintuiglijke, lichtverstandelijke of psychische beperking.
Een belangrijk speerpunt in het gemeentelijk beleid is om ervoor te zorgen dat wijken fysiek en sociaal toegankelijk zijn. Bij fysieke toegankelijkheid gaat het erom dat openbare gebouwen en buitenruimten bereikbaar en bruikbaar zijn (denk aan drempels). Met sociale toegankelijkheid wordt bedoeld: de mogelijkheid om een sociale activiteit te ondernemen, bijvoorbeeld ruime openingstijden van een bibliotheek.
Veldacademie heeft met een leefveldenanalyse de toegankelijkheid onderzocht van zes Rotterdamse wijken: Het Lage Land, Prinsenland, Vreewijk, Lombardijen, Oud-Charlois en De Esch. Bewoners is ook gevraagd hoe ze de toegankelijkheid van de wijk waarderen. Op grond hiervan is een sociale en fysieke toegankelijkheidsindicatie voor elk van deze wijken gemaakt, met verbeterpunten.
Uit het onderzoek blijkt onder andere het belang van een drempelvrije toegang tot de woning en een goede bereikbaarheid van voorzieningen, bijvoorbeeld door brede stoepen en een niet te grote afstand vanuit de woning. Ouderen hebben behoefte aan ontmoetingsplekken dichtbij huis waar ze deel kunnen nemen aan activiteiten.